2019 / 11 januari : Hugo Bakker

Wraking als noodrem, onmisbaar voor een eerlijk proces

Politierechter J. in Amsterdam: “Ah, daar bent u eindelijk. U bent zeker een kwartier te laat! Gaat u maar naast uw advocaat zitten, we waren allang begonnen, we gaan snel door en u krijgt ook niet meer het woord. En uw advocaat ook niet, want die was immers niet gemachtigd. Mevrouw de officier, wilt u requireren?

Politierechter vdB. in Amsterdam: “Hou maar op, meneer, dat wil ik allemaal niet horen! Ik vraag u naar die Smith & Wesson .357 Magnum waar u mee over straat liep, en dan moet ik geloven dat u die zojuist bij de prullenbak had gevonden? Dat gelooft toch geen hond?! Weet u wat? Ik wil niks meer van u horen, ook niet over uw persoonlijke omstandigheden of hoe het nu met u gaat!

Politierechter M. in Amsterdam: “De getuigen die door uw advocaat worden verzocht, meneer Y., hebben weliswaar allen belastend over u verklaard, en u ontkent dat het is gebeurd, maar ik ga het verzoek om hen nader te mogen ondervragen toch afwijzen, want ik verwacht niet dat ze zullen terugkomen op hun eerdere verklaringen.”

Advocaat per telefoon: “Meneer de bode, ik ben fors te laat door een uitgelopen zitting op een andere rechtbank, wilt u dit doorgeven aan de politierechter en daarbij aangeven dat ik de rest van de middag beschikbaar zal blijven of anders namens mij verzoeken om de zaak op een andere datum te behandelen? Mijn cliënt zal er sowieso niet zijn, maar ik ben wel gemachtigd om namens hem de verdediging te voeren.” Bode te Almelo belt terug: “De rechter laat weten dat uw verzoeken worden afgewezen en de zaak wordt behandeld zonder u of uw cliënt. Hij zei dat u dan altijd nog in hoger beroep kunt gaan.

Rechter-commissaris J. in Leeuwarden, per telefoon: “Raadsman, morgen worden vijf getuigen op uw verzoek door mij verhoord, als ik niet vandaag alle te stellen vragen in de mail krijg van u, dan mag u morgen geen enkele vraag stellen.”

Rechters zijn net mensen, je hebt ze in alle soorten en maten. Scherpzinnige rechters, altijd humorvolle rechters, laconieke rechters, charmante rechters, ernstige rechters, rechters met een eeuwige pokerface. Maar ook onzekere rechters, eigenwijze rechters en onhandige rechters. En brokkenpiloten. Van die laatste categorie heb ik weleens een onderverdeling gehoord tussen ‘beetje domme’ rechters, die in een zwak moment de procedurevoorschriften even niet scherp hebben, tot echt slechte rechters, die gewoon geen notie hebben van een eerlijk proces. Of die laatste categorie echt bestaat, laat ik graag in het midden. De rechters in de hierboven genoemde, aan mijn eigen praktijk ontleende, voorbeelden, hebben in ieder geval gemeen dat ze aan het stuntelen zijn geslagen. Om welke reden dan ook: niet scherp meer aan het einde van een lange zittingsdag, geïrriteerd door verdachte of advocaat, nog niet helemaal thuis in het strafrecht.

Wat staat de advocaat te doen als hij met een dergelijke stunteligheid wordt geconfronteerd?

“Dan gaan wij in hoger beroep!”
Hoger beroep is alleen mogelijk tegen een eindbeslissing. Daarop bestaan weliswaar enkele uitzonderingen (zoals sommige beslissingen over de gevangenhouding of gevangenneming), maar de hoofdegel luidt dat alle onwelgevallige beslissingen die geen eindvonnis of eindarrest behelzen, niet vatbaar zijn voor een tussentijds appèl. Dat wordt ook wel het ‘gesloten stelsel van rechtsmiddelen’ van het Nederlandse strafprocesrecht genoemd.

Dat betekent tegelijkertijd dat de verdachte vrijwel alle procedurele (tussen-)beslissingen van de rechter zich moet laten welgevallen, ook als hij daar direct de nadelige gevolgen van ondervindt: het afwijzen van getuigenverzoeken, het ongegrond verklaren van een bezwaarschrift tegen de dagvaarding, het toelaten van een eerst ter zitting gewijzigde tenlastelegging, het doorgaan met de zitting terwijl de verdachte ziek op bed ligt, de plaatsing in het Pieter Baan Centrum ter observatie, het benoemen van (gedrags-)deskundigen, etc etc. Vanuit het oogpunt van een vlotte doorstroom van strafzaken is daar misschien wel iets voor te zeggen (als voor iedere procedurescheet de zaak kan worden stilgelegd om een hogere rechter om een second opinion te vragen, dan verwordt de simpelste winkeldiefstal een kwestie van jaren), toch kan het voor de verdachte lelijk uitpakken als hij een rechter treft die z’n zaakjes niet op orde heeft of eenvoudigweg met het verkeerde been uit bed is gestapt.

Want niet alleen zuiver procedurele (tussen-)beslissingen zal de verdachte moeten slikken, ook meer informele beslissingen van de zittingsrechter, die dienen om de gang van zaken op zitting overzichtelijk en ordentelijk te laten verlopen, zijn niet vatbaar voor hoger beroep. Te denken valt aan welke procesdeelnemer op welk moment het woord krijgt, of er moet worden gewacht op een verdachte of advocaat die te laat komt, tot meer rigoureuze ordemaatregelen als het ontnemen van het woord aan de verdachte of zijn advocaat of het uit de zittingszaal verwijderen van de verdachte of het publiek.

‘Dominus litis’ of koning-keizer-admiraal in eigen rechtszaal
Wie weleens een zitting van een politierechter bijwoont (beroepshalve of uit hoofde van een andere hoedanigheid - of puur uit nieuwsgierigheid), heeft ongetwijfeld gemerkt dat de rechter van begin tot eind de touwtjes stevig in handen probeert te houden. Dat is ook broodnodig. Niet alleen verdachten hebben soms de neiging hun hele hebben en houwen op tafel te gooien, ook menig advocaat laat zich dikwijls (op de golven van zijn eigen meeslepende pleidooi) verleiden tot allerlei niet ter zake doende beschouwingen waar de rechter bepaald niet op zit te wachten. De rechter die dat allemaal laat gebeuren en niet ingrijpt, is niet thuis voor het eten. De rechter wordt in het Nederlandse strafproces dan ook wel ‘dominus litis’ genoemd: hij (of zij) leidt het proces, bepaalt de orde van de zitting en hakt waar nodig op de zitting knopen door.

Rechters zijn echter net zo feilbaar als u en ik. Ook rechters kunnen procedurevoorschriften even niet scherp op het netvlies hebben, op een zwak moment niet alle af te wegen belangen goed op een rijtje hebben, of zelfs ronduit lomp en in strijd met gerechtvaardigde belangen van de verdachte een zaak willen afdoen.

De advocaat die met een dergelijke stuntelige of horkerige rechter wordt geconfronteerd, heeft weinig keus. Hij zal beschaafd doch kordaat de rechter zover moeten zien te krijgen dat hij zijn misslag herstelt. Komst van de verlate verdachte wordt alsnog afgewacht, verdachte en advocaat krijgen kort moment van overleg, verdachte krijgt alsnog de gelegenheid zich uit te laten over de schadeclaim van het slachtoffer etc etc.

In zittingen waar de gemoederen hoog zijn opgelopen, kan het ook de moeite lonen om een korte onderbreking te vragen, om even stoom af te blazen en uit een negatieve spiraal te geraken. Het vergt altijd een bijzondere inspanning en een zekere diplomatie om een rechter op een (soms pijnlijke) foute beslissing te attenderen en tegelijkertijd bij diezelfde rechter een nieuwe, voor de cliënt voordelige herstelbeslissing uit te lokken. Koorddansen voor gevorderden.

Een probleem doet zich voor zodra een rechter niet van zijn eerdere vergissing wil weten, geen tegenspraak duldt of als er geen advocaat is die de rechter op zijn onjuiste beslissing kan wijzen. Dat probleem is bij futiliteiten uiteraard beperkt, maar zodra de misslag grotere gevolgen heeft en de eerlijkheid van de procedure in het geding is, zoals in de hierboven beschreven voorbeelden, zijn voor de verdachte de druiven zuur en voor de advocaat de rapen gaar.

Wat doet de advocaat die van de rechter te horen krijgt dat hij niets mag zeggen omdat hij niet-gemachtigd zou zijn, terwijl zijn cliënt naast hem zit? Of die daags voor een reeks getuigenverhoren doodleuk te horen krijgt dat hij geen vragen mag stellen die niet op voorhand op schrift zijn aangeleverd? Of die uit de bejegening door de rechter van zijn cliënt of de wijze waarop hij wordt ondervraagd, al zijn conclusies kan trekken?

In die gevallen staat de verdediging nog maar één middel ten dienste: wraking van de rechter in kwestie. Van alle hierboven beschreven situaties en beslissingen kan een kind vertellen dat het niet eerlijk is gegaan. Het komt helaas vaker voor dan u misschien denkt. Veelal in de hitte van de strijd op een overvolle zitting en met een rechter die achteraf moest bekennen onjuist te hebben gehandeld.

Rechter gewraakt. En dan?
Na een wrakingsverzoek (mondeling ter zitting of schriftelijk achteraf) wordt er een uit drie rechters bestaande wrakingskamer geformeerd die zich buigt over de vraag of de rechter in kwestie door zijn beslissing of bejegening de (objectief gerechtvaardigde) schijn van partijdigheid op zich heeft geladen. Anders gezegd: is het goed voorstelbaar dat de verdachte is gaan twijfelen of hij nog een onpartijdige rechter tegenover zich heeft?

Wrakingskamers staan niet te popelen om die vraag met “ja” te beantwoorden. Vaak wordt met de hand over het hart gestreken en komt de stuntelende rechter met een “het-verdient-niet-de-schoonheidsprijs-maar”- redenering met de schrik vrij. Dat zou er best wel eens mee te maken kunnen hebben dat de rechters van de wrakingskamer directe collega’s zijn van de gewraakte rechter. Zo werd ook de politierechter die de verlate verdachte de mond snoerde, de advocaat (ondanks meermaals aandringen) ook het woord niet meer gunde en de verdachte doodleuk een gevangenisstraf oplegde, niet teruggefloten door zijn Amsterdamse collega’s. Ook de Leeuwardse rechter-commissaris die stante pede alle te stellen vragen op schrift wilde hebben, werd gesauveerd door haar Friese collega’s. Volgens deze Friese wrakingskamer had de betreffende rechter-commissaris weliswaar de wet niet juist toegepast en daarmee afbreuk gedaan aan de eerlijkheid van het proces, maar de schijn van partijdigheid? Nee hoor, die was niet in het geding. En de Amsterdamse rechter die verdachte noch advocaat aan het woord had gelaten alvorens een gevangenisstraf uit te spreken? Tsja, niet fraai allemaal, maar ja, die had inmiddels uitspraak gedaan, dus die behandelde de zaak helemaal niet meer. Wrakende advocaat niet-ontvankelijk!

Wraking is de achilleshiel van de nobele rechter
Er is veel kritiek op de wijze waarop sommige strafrechtadvocaten het wrakingsmiddel hanteren. Het zou worden gebruikt als oneigenlijke vertragingstactiek, om indruk te maken op de eigen cliënt of louter voor de bühne. Stoerdoenerij op niks af. Door rechters lijkt een wrakingsverzoek dikwijls als kwetsend te worden ervaren, als een aanval op de persoon (“u bent niet geschikt als rechter!”) in plaats van op de wijze waarop die persoon op dat specifieke moment inhoud geeft aan de uitoefening van het ambt. Een klap in het gezicht in plaats van een tik op de vingers.

Ook de Hoge Raad lijkt paal en perk te willen stellen aan de mogelijkheden tot wraking. In twee recente zgn. ‘cassaties in het belang der wet’ heeft de Hoge Raad de ruimte voor wraking dan ook danig ingeperkt: tussenbeslissingen (in casu met betrekking tot getuigen) kunnen per definitie geen grond voor wraking opleveren en de (opnieuw gewraakte) wrakingsrechter kan een nieuw wrakingsverzoek zelf negeren als zijnde ‘misbruik van recht’. Nu lijkt deze laatste situatie zich niet zo vaak voor te doen, maar het signaal dat de Hoge Raad met dit tweede arrest afgeeft is helder: de rechter die wordt gewraakt, kan het verzoek zelf naast zich neer leggen als hij het als misbruik van recht weet te bestempelen. Het laat zich raden wat politierechter J. met dit signaal had gedaan. Dit keer meende hij het wrakingsverzoek nog te kunnen ontwijken door erop te wijzen dat ik als advocaat niet-gemachtigd zou zijn (quod non, cliënt zat er nota bene naast!), een volgende keer wuift hij het weg als ‘misbruik van recht’.

Ik vraag mij af of de leden van de Hoge Raad überhaupt een idee hebben van wat er allemaal misgaat bij de rechter in eerste aanleg. Welke stunts er voorbijkomen op de Parnassusweg, het Simon de Vrieshof of Zaailand. Over de Grote Gerechtelijke Dwalingen (de Schiedammer Parkmoord, Puttense moordzaak, Lucy de B.) hoort men ‘ach en wee’ en wordt beterschap beloofd. Maar welke waarborgen bestaan er voor de dertien-in-een-dozijn verdachten: de winkeldief die er met een kaasbroodje vandoor wilde, de buurman die zich bij een uit de hand gelopen burenruzie aan bedreiging heeft schuldig gemaakt of de Chileense inbreker?  Wie trekt er aan de bel als zij een slechtgehumeurde of onoplettende politierechter treffen die fout op fout stapelt met voor de verdachte verstrekkende gevolgen? Naar welk middel kunnen zij grijpen als de rechtszitting gierend uit de klauwen loopt en een verzoek tot wraking door diezelfde rechter naar de prullenbak kan worden verwezen?

Voor de uit het juiste hout gesneden strafpleiter maakt het geen verschil, die nieuwe gure anti-wrakingswind uit Den Haag. Die zal iedere rechter die over zijn cliënt gaat oordelen, van begin tot eind dicht op de huid zitten en waar nodig stevig op de vingers tikken. Met de snelheid van een hazenwindhond, de charme van een border collie en de vasthoudendheid van een pitbull.

Desnoods trekt hij aan de noodrem.

Want wraken, staat vrij.